Financiering
Kaders en beleid
Bij het aantrekken van financiële middelen streven we naar zo laag mogelijke financieringskosten. Dit bereiken we doordat we, bij het aangaan van leningen met een looptijd langer dan 1 jaar, altijd ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen opvragen.
Daarnaast volgen we de normen voor het beheersen van het renterisico, zoals bepaald in de wet Financiering Decentrale Overheden (renterisiconorm, kasgeldlimiet). Het risicobeheer van de leningenportefeuille is gebaseerd op het beperken van de risico’s die verbonden zijn aan de financieringsfunctie, zoals rente-, koers- en kredietrisico’s. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties bedingen we, indien mogelijk, zekerheden.
Het treasurystatuut hebben we in 2019 licht aangepast, vastgesteld en aan de gemeenteraad aageboden. Het treasurystatuut voorziet onder meer in de mogelijkheid om derivaten in te zetten voor risicobeheersing, bijvoorbeeld bij te verwachten rentestijgingen. Het afgelopen jaar zijn geen derivaten gebruikt. Het gebruik van derivaten is zonder toestemming van de raad niet toegestaan.
Ook in 2021 heeft in het treasuryberaad afstemming plaatsgevonden over het te voeren treasurybeleid en over de transacties die daaruit volgden. Het treasuryberaad zorgt voor de informatievoorziening naar het college. Het financieringsresultaat is ook in 2021 nagenoeg binnen de begroting gebleven. Dit is verder toegelicht bij de Algemene dekkingsmiddelen.
Stadsschuld en financieringsbehoefte
De bruto stadsschuld bestaat uit de vaste en vlottende schulden, alsmede de verplichtingen die in een volgend jaar tot betaling komen (overlopende passiva).
Schuld | |||
---|---|---|---|
Bedragen x € 1.000 | Begin boekjaar | Einde boekjaar | verschil |
Vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer | 278.324 | 291.310 | 12.986 |
Netto-vlottende schulden met een rentetypische looptijd < 1 jaar | 20.149 | 19.611 | -538 |
Overlopende passiva | 38.824 | 36.495 | -2.329 |
Stadschuld | 337.297 | 347.416 | 10.119 |
Waarvan langlopende leningen | 274.844 | 287.938 | 13.094 |
Waarvan doorgeleende gelden | 81.988 | 77.446 | -4.542 |
De bruto stadsschuld is in 2021 toegenomen met € 10,1 miljoen. Deze stijging komt voor een groot deel door reguliere aflossingen op langlopende leningen ad € 19,2 miljoen. Het overige verschil wordt verklaard door een afname van de financiële verplichtingen die de gemeente heeft aan het einde van het boekjaar.
De vaste schulden bestaan voor het grootste deel uit langlopende leningen van banken en overige financiële instellingen. Een klein deel bestaat uit ontvangen waarborgsommen en vooruitontvangen afkoopsommen van derden voor erpachtovereenkomsten. Een deel van de langlopende leningen is weer doorgeleend aan bijvoorbeeld woningcorporaties, SVN en ParkerenDelft BV.
Ontwikkeling leningenportefeuille
Per saldo is de leningenportefeuille met bijna € 18 miljoen toegenomen. De mutaties in de portefeuilles opgenomen geldleningen (o/g > 1 jaar) en uitgeleende geldleningen (u/g > 1 jaar) kunnen we als volgt weergeven.
Ontwikkeling leningenportefeuille | ||||
---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1.000 | Begin boekjaar | leningen (o/g, u/g) | aflossingen | Eind Boekjaar |
Opgenomen gelden | 274.844 | 27.000 | 13.906 | 287.938 |
Uitgeleende gelden | 81.988 | 249 | 4.790 | 77.446 |
Netto Financiering | 192.856 | 210.492 |
Uitgezette geldleningen
In 2021 is de portefeuille uitgezette langlopende geldleningen in volume afgenomen met € 4,5 miljoen naar € 77,4 miljoen. Reguliere aflossingen van € 4,8 miljoen. Er is een lening verstrekt aan St. Kunstgras Sportpark Kruithuisweg ( € 175.000) en de vordering op de SVN is door een rente bijschrijving met ruim € 73.000 toegenomen.
Uitgezette geldleningen(UG lang) | |||
---|---|---|---|
Bedragen x € 1.000 | begin boekjaar | einde boekjaar | Mutatie |
Agentschap Financiën Amsterdam | 52 | 52 | - |
Atletiekvereniging AV'40 | 48 | - | -48 |
St. exploitatie sport ACC Concordia | 345 | 307 | -38 |
Budo Gouweleeuw | 126 | 117 | -9 |
Parkeren Delft BV | 47.398 | 46.470 | -928 |
St Kunstgras Sportpark Kruithuisweg | - | 169 | 169 |
St Kunstgras Sportpark Kruithuisweg | 50 | - | -50 |
SV De Hollandse Leeuw | 317 | 294 | -23 |
Stichting DuWo | 10.998 | 8.658 | -2.340 |
Stichting Vestia Treasury | 1.855 | 1.405 | -450 |
Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten | 9.819 | 9.893 | 74 |
Vidomes Delft | 9.348 | 8.895 | -453 |
Woonbron Maasoevers | 1.205 | 801 | -404 |
Provincie Zuid-Holland | 382 | 342 | -40 |
Totaal UG lang | 81.943 | 77.402 | -4.541 |
Verdeling uitgezette leningen naar sector
Zoals uit bovenstaande figuur blijkt, bestaat de portefeuille uitgeleende gelden (u/g) met een omvang van € 77,4 miljoen voor 25,5% (€ 19 miljoen) uit leningen aan Delftse woningcorporaties. Verder is 60% (€ 46,4 miljoen) bij ParkerenDelft BV uitgezet. SVN (Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten) beheert voor de gemeente 12,8% (€ 9,8 miljoen) van de portefeuille. Het overige bestrijkt afgerond € 900.000 en is verdeeld over zes partijen.
De leningen aan woningcorporaties (25,5%) zijn verstrekt in het begin van de jaren negentig toen de gemeente nog een directe financieringsfunctie voor de woningbouwcorporaties had en deze werd gezien als ‘behorend tot de publieke taak’ van de gemeente. Halverwege de jaren negentig is deze functie beëindigd en zijn geen nieuwe leningen meer verstrekt aan de corporaties.
Het risico dat de uitgezette leningen niet worden terugbetaald, wordt als laag ingeschat. ParkerenDelft heeft het de laatste jaren financieel beter gedaan dan is geprognosticeerd. Jaarlijks toetst de onafhankelijke accountant van ParkerenDelft of sprake is van voldoende terugverdienmogelijkheden (impairmenttoets).
Rente
Voor zowel de korte rente (geldmarktrente) als de lange rente (kapitaalmarktrente) geldt dat deze in 2021 bijzonder laag is geweest. De laatste maanden in 2021 was er echter, zeker voor de lange rente, een duidelijke stijging te zien van het rentepercentage. De renteontwikkeling houden we nauwlettend in de gaten. De verwachting is dat de rentestanden, zowel voor kortlopende als langlopende leningen, in 2022 een duidelijke stijging zullen laten zien.
Het renteresultaat
Op grond van de Financiële verordening moeten we inzicht bieden in de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie en in de omslagrente. Het renteschema zoals de commissie BBV dat adviseert biedt dit inzicht.
Renteschema | Primaire begroting 2021 | Bijgestelde begroting 2021 | Realisatie 2021 | Verschil | Rentedruk |
---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1.000 | |||||
a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering | 7.751 | 7.751 | 7.750 | 1 | 1,8% |
b. De externe rentebaten over de korte en lange financiering | 2.272 | 2.272 | 2.348 | 76 | 0,6% |
Totaal door te rekenen externe rente | 5.479 | 5.479 | 5.402 | 77 | 1,3% |
c1. De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend | 93 | -93 | |||
c2. De rente van projectfinanciering toegerekend aan taakvelden. | - | ||||
Saldo door te rekenen externe rente | 5.479 | 5.479 | 5.309 | 170 | |
d1. Rente over eigen vermogen | - | - | - | - | |
d2. Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) | - | - | - | - | |
De aan taakvelden (inclusief overzicht Overhead) toe te rekenen rente | 5.479 | 5.479 | 5.309 | 170 | |
e. De aan taakvelden (inclusief Overhead) toegerekende rente (renteomslag) | 5.909 | 5.909 | 5.934 | -25 | |
f. Renteresultaat op het taakveld treasury | 430 | 430 | 625 | 195 |
Onder projectfinanciering wordt verstaan:het aantrekken van externe financiering voor een specifiek project. Financiering met eigen vermogen wordt niet aangemerkt als projectfinanciering. Er moet extern een lening zijn aangetrokken om het betreffende project te kunnen financieren. In het geval van projectfinanciering wordt inderdaad de voor die aangetrokken lening geldende rente toegerekend aan het betreffende project. Dit kan een ander percentage zijn dan wordt toegerekend op basis van de omslagrente.
De omslagrente wordt bij de begroting berekend door de werkelijk aan de taakvelden toe te rekenen rente (in euro’s) te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De omslagrente moet vervolgens op consistente en eenduidige wijze worden toegerekend aan de individuele activa. Het is niet toegestaan om per investering te differentiëren in het toe te rekenen rentepercentage.
De totaal door te rekenen externe rente is € 5,4 miljoen negatief (werkelijke rentelasten € 7,8 miljoen -/- werkelijke rentebaten € 2,3 miljoen). Als rekening wordt gehouden met de doorbelaste rente aan grondexploitaties (€ 93.000) en de aan de overige taakvelden bedraagt het renteresultaat € 0,6 miljoen.
Indien de werkelijke rentelasten afwijken van de rentelasten die op basis van de voorgecalculeerde renteomslag aan de taakvelden zijn toegerekend, kan de gemeente besluiten tot correctie. Deze correctie is verplicht indien de afwijking groter is dan 25%. Over het afgelopen boekjaar is deze verplichting niet van toepassing omdat het afwijkingspercentage onder de 25% ((€ 0,6 miljoen/€ 5,3) miljoen*100% = 11%) blijft. Het gebruikte percentage voor de omslagrente (2%) behoeft daarom geen aanpassing.
Om te bepalen of de stadsschuld betaalbaar is, kijken we naar de rentedruk. Hiermee laten we het aandeel van de rentekosten in de begroting zien. Hoe hoger de rentedruk, hoe minder ruimte er is voor andere uitgaven. In het verslagjaar is de bruto rentequote 1,8% (norm: lager dan 5%) en de netto rentequote 0,6% (norm: lager dan 2,5%).
Renterisico's
De wet Financiering Decentrale Overheden (FiDO) hanteert twee normen voor het beheersen van het renterisico, te weten de renterisiconorm en de kasgeldlimiet:
- Renterisiconorm
Als de gemeente nieuwe geldleningen aantrekt of oude leningen aflost en moet herfinancieren, ontstaat daarover een renterisico. De wet FiDO stelt een maximum aan het bedrag waarover de gemeente in enig jaar een renterisico mag lopen. Deze zogenaamde renterisiconorm is 20% van het begrotingstotaal op 1 januari van het betreffende jaar.
Onderstaande tabel geeft inzicht in het renterisico op de vaste schuld, in relatie tot de norm zoals die is voorgeschreven in de wet FiDO. Delft is ruim onder de wettelijke norm gebleven.
Renterisico-norm en renterisico's | |
---|---|
Bedragen x € 1.000 | 2021 |
1a. Renteherziening op vaste schuld o/g | - |
1b. Renteherziening op vaste schuld u/g | - |
2. Netto renteherziening op vaste schuld (1a-1b) | - |
3a. Nieuw aangetrokken vaste schuld | 27.000 |
3b. Nieuwe verstrekte lange leningen | 250 |
4. Netto nieuw aangetrokken vaste schuld (3a-3b) | 26.750 |
5. Betaalde aflossingen | 13.906 |
6. Herfinanciering (laagste van 4 en 5) | 13.906 |
7. Renterisico op vaste schuld (2+6) | 13.906 |
Renterisiconorm | |
8. Begrotingstotaal | 380.000 |
9. Percentage vastgesteld per ministeriele regeling | 20% |
10. Renterisiconorm (8 x 9) | 76.000 |
Toets renterisiconorm | |
10. Renterisiconorm | 76.000 |
7. Renterisico op vaste schuld | 13.906 |
11. Ruimte(+) Overschrijding (-); (10-7) | 62.094 |
- Kasgeldlimiet
Om het renterisico op de vlottende schuld te beheersen, hanteert de wet FiDO een kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet is het gemiddelde saldo van de korte vlottende schuld en de korte vlottende middelen per kwartaal. Dit saldo mag niet meer zijn dan 8,5% van de totale begroting van de gemeente. Als het saldo groter is en dit meer dan drie opeenvolgende kwartalen het geval is, moet er geld worden aangetrokken voor een periode langer dan een jaar.
Het beleid van Delft is enerzijds gericht op beheersing van en sturing op kasstromen en anderzijds op minimalisatie van de rentelasten. De gemeente mag de kasgeldlimiet gedurende een aaneengesloten periode van drie kwartalen overschrijden zonder dat de provincie om ontheffing moet worden gevraagd. Het Treasuryberaad maakt daarover een afweging. Onderstaande tabel laat zien dat de kasgeldlimiet in 2021 niet is overschreden.
Kasgeldlimiet | |||||
---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1.000 | kwartaal 1 | kwartaal 2 | kwartaal 3 | kwartaal 4 | |
Vlottende korte schuld | Maand 1 | ||||
Maand 2 | |||||
Maand 3 | |||||
Vlottende middelen | Maand 1 | 50.577 | 63.840 | 109.832 | 103.938 |
Maand 2 | 37.160 | 75.355 | 104.401 | 105.877 | |
Maand 3 | 67.180 | 88.724 | 106.430 | 108.343 | |
Netto vlottende schuld | Maand 1 | ||||
Maand 2 | |||||
Maand 3 | |||||
Totaal netto vlottende schuld | -51.639 | -75.973 | -106.888 | -106.053 | |
Toets kasgeldlimiet | |||||
Totaal netto vlottende schuld | -51.639 | -75.973 | -106.888 | -106.053 | |
Toegestande kasgeldlimiet | 32.300 | 32.300 | 32.300 | 32.300 | |
Ruimte (+) of overschrijding (-) van de limiet | 83.939 | 108.273 | 139.188 | 138.353 | |
Begrotingstotaal (*) | 380.000 | ||||
Percentage vastgesteld per ministeriele regeling | 8,5% | ||||
Kasgeldlimiet | 32.300 | ||||
* totaal bedrag van de baten |
Garantieportefeuille
De gemeente Delft staat ultimo 2021 voor de verschillende partijen in totaal voor € 16,4 miljoen garant. Ultimo 2020 was dit € 17,6 miljoen. Als zekerheid tegenover de garanties heeft de gemeente in nagenoeg alle gevallen het recht van eerste hypotheek op onroerende zaken.
Verdeling en ontwikkeling garantieportefeuille
Daarnaast heeft de gemeente Delft nog een achtervangverplichting bij de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) van € 741 miljoen (was eind 2020 € 731 miljoen).
Eind 2014 is de gemeente gestopt met een generieke achtervang bij het WSW. Sindsdien bekijken we per geval of de gemeente borging gaat/wil verlenen aan het WSW voor de woningcorporaties die actief zijn in Delft.