Financiële positie
Een gezonde financiële positie van de gemeente betekent (1) een structureel en reëel begrotings-evenwicht, (2) een weerstandscapaciteit die voldoende is voor het risicoprofiel en (3) een beheersbare stadsschuld. Tevens moet er (4) voldoende investeringsruimte zijn en is (5) de lastendruk voor burgers en bedrijven redelijk ten opzichte van het landelijk gemiddelde.
1. Structureel evenwicht
De begroting en realisatie moeten structureel en reëel in evenwicht zijn. Dit betekent dat structurele lasten worden gedekt door structurele baten en dat ramingen volledig en realistisch zijn. Op basis van de realisatie is het structurele evenwicht in 2021 als volgt.
Structureel evenwicht | |
---|---|
Bedragen x € 1.000 | Jaarrekening 2021 |
Rekeningresultaat (voor bestemming) | 14.934 |
Waarvan incidentele baten en lasten (voor bestemming) | 8.631 |
Structureel saldo voor bestemming | 23.565 |
Saldo van reservemutaties (na bestemming) | 8.155 |
Incidentele reservemutaties (na bestemming) | -7.161 |
Structureel evenwicht | 24.559 |
De tabel laat zien dat het saldo voor 2021, na correctie voor incidentele baten en lasten en incidentele mutaties in reserves, positief is. Een volledig overzicht van de incidentele baten en lasten is opgenomen in de jaarrekening bij de toelichting op de baten en lasten.
Voor de beoordeling van de financiële positie schrijft het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) ook het gebruik van het financiële kengetal Structurele exploitatieruimte voor. Dit kengetal vergelijkt het saldo van de structurele baten en structurele lasten met de totale baten. In 2021 is de structurele exploitatieruimte voor Delft 5,8%. Dit betekent dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken.
Op basis van de Programmabegroting 2021-2024 en het Herstelplan 2021-2024 'Delft in balans' bereiken we een structureel begrotingsevenwicht in 2024. In de Programmabegroting 2022-2025 geldt dit vanaf 2025 (zie brief Financieel toezicht begroting 2022 PZH).
2. Algemene reserve - weerstandscapaciteit
Begin 2021 was de beschikbare weerstandscapaciteit bijna € 109,2 miljoen. Na verrekening van het rekeningresultaat 2021 (inclusief het bestemmingsvoorstel) zijn toegevoegd de positieve effecten van de septembercirculaire, de Kadernota 2021 (verrekening bijdrage voorziening PFAS), de Najaarsrapportage 2021 en de 3e coronarapportage. De Algemene reserve is in 2021 ingezet als dekking voor incidenteel beleid (inclusief bijdrage aan gesloten circuit Reiniging en uitvoering motie Mediafonds), de ontvlechting van de reserve Vastgoed, ophoging van de reserve Maatregelen coronacrisis, bijdragen aan het herstelplan, het Stimuleringspakket en voor Smart Makers en het project Maria Duystlaan. Door deze mutaties daalt het saldo met € 11,6 miljoen.
Na verwerking van het rekeningresultaat 2021 en het voostel tot bestemming van het resultaat is de beschikbare weerstandscapaciteit € 98,8 miljoen.
Weerstandscapaciteit | ||
---|---|---|
Bedragen x € 1 miljoen | besluitvorming | |
Saldo per 1 januari 2021: | 109,2 | |
Bestemming rekeningresultaat 2020 | -0,2 | |
Septembercircualire 2021 | 1,3 | |
Dekking incidenteel beleid | -3,1 | |
Ontvlechting reserve Vastgoed | -0,5 | |
Reserve Corona maatregelen | -0,3 | |
Herstelplan | -9,6 | |
Kadernota 2021 | 1,5 | |
Najaarsrapportage | 1,3 | |
Smart Makers Delft | -0,1 | |
3e Corona rapportage | 0,1 | |
Bijdrage aan Nieuw Delft | - | |
Stimuleringspakket Kadernota | -1,1 | |
Maria Duystlaan | -0,8 | |
Verwerkte besluiten: | -11,6 | |
Rekeningresultaat | 23,1 | |
Voorstel bestemmen resultaat 2021 | -21,9 | |
Jaarstukken 2021: | 1,2 | |
Verloop (eind saldi) | 98,8 |
Tegenover de Algemene reserve staat een risicoprofiel van € 43,7 miljoen. De verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en het totaal van de risico's is daarmee positief.
In de Algemene reserve is in 2020 de opbrengst van de verkoop aandelen Eneco verwerkt (€ 99,4 miljoen). De extra dekkingsmogelijkheden die hiermee zijn ontstaan, hebben we ingezet voor nieuwe investeringen en maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis. Dit is gebeurd door middel van stortingen in de reserve Dekking kapitaallasten (€ 45,3 miljoen) en de reserve Maatregelen coronacrisis (€ 4,4 miljoen). Daarnaast is dekking geboden voor het stimuleringspakket (€ 3 miljoen), maatregelen in het Herstelplan 2021-2024 (€ 22,3 miljoen) en een reservering Kwaliteitsimpuls openbare ruimte (€ 6 miljoen). Na deze inzet resteert een saldo van € 23,4 miljoen dat verder toeneemt door stortingen van de positieve effecten van de meicirculaire (€ 2,5 mijoen) en de septembercirculaire (€ 4,2 miljoen).
Een uitgebreide toelichting op de weerstandscapaciteit, de inzet van de dekkingsmogelijkheden Eneco en de strategische risico's staat in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
3. Stadsschuld
De schuldpositie wordt beoordeeld op basis van een breed inzicht in (1) omvang, samenstelling en ontwikkeling van de schuld, (2) betaalbaarheid van de stadsschuld en (3) kengetallen.
De bruto stadsschuld is in 2021 gestegen van € 339 miljoen naar € 373 miljoen, o.a. door het aantrekken van extra leningen met een negatieve rente voor toekomstige investeringen. Op basis van het investeringsprogramma in de Programmabegroting 2021-2024 daalt de schuld in 2022. Van de stadsschuld is € 77 miljoen doorgeleend aan andere partijen (Parkeren Delft BV, woningcorporaties, SVN).
Verloop stadsschuld
De informatie van de grafiek is gebaseerd op de uitkomsten van de jaarstukken en de vastgestelde programmabegroting 2021-2024
Om te bepalen of de stadsschuld betaalbaar is, kijken we naar de rentelasten en de rentedruk. De netto rentelasten in 2021 zijn € 5,3 miljoen. De rentedruk laat het aandeel van de rentekosten in de begroting zien. Hoe hoger de rentedruk, hoe minder ruimte er is voor andere uitgaven. In 2021 is de bruto rentequote 1,8% (norm: lager dan 5%) en de netto rentequote 1,2% (norm: lager dan 2,5%).
Voor de beoordeling van de stadsschuld gebruiken we de verplichte BBV-indicatoren. In het Voorstel voor de wijze van beoordeling van de stadsschuld (op 31 januari 2019 vastgesteld door de gemeenteraad) is opgenomen dat Delft de signaalwaarden van de VNG als referentie voor de beoordeling hanteert. Deze signaalwaarden zijn geen doel, maar gelden als maximum (kengetallen schuldquotes, grondexploitaties) c.q. minimum (kengetal solvabiliteit).
Ratio's | ||
---|---|---|
Jaarrekening 2020 | Jaarrekening 2021 | |
Netto schuldquote | 44,5% | 39,3% |
Gecorrigeerde netto schuldquote | 28,5% | 24,7% |
Solvabiliteitsratio | 39,2% | 39,2% |
De netto schuldquote geeft een indicatie van de hoogte van de schuld. Hoe hoger de schuld, hoe hoger de netto schuldquote. De VNG adviseert om voor de netto schuldquote 130% als maximumnorm te hanteren, bij een netto schuldquote boven de 100% springt het licht voor een gemeente op oranje. De netto schuldquote is ultimo 2021 39,3% en blijft daarmee ruim onder de de signaalwaarde van de VNG.
De gecorrigeerde netto schuldquote houdt rekening met doorgeleende gelden. In Delft is in 2021 ruim € 77 miljoen doorgeleend aan andere partijen, bijvoorbeeld ParkerenDelft B.V., SVN en woningbouwcorporaties (zie paragraaf Financiering). Voor de gecorrigeerde schuldquote geldt als VNG-streefwaarde hoe lager, hoe beter. Ultimo 2021 is de gecorrigeerde netto schuldquote 24,7%.
De solvabiliteitsratio geeft aan in hoeverre er geen schulden op het bezit rusten. Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe groter de weerbaarheid van de gemeente. Als signaalwaarde voor de solvabiliteitsratio geldt een percentage van 20%. De solvabiliteitsratio van de gemeente is stabiel en bedraagt ultimo 2021 39,2%.
De ontwikkeling van de schuld, het risicoprofiel en de betaalbaarheid alsmede de score van de ratio's laten geen afwijkende of negatieve ontwikkeling zien. De schuldpositie van de gemeente is ultimo 2021 houdbaar.
Een uitgebreide toelichting op de schuldontwikkeling en de betaalbaarheid is te vinden in de paragraaf Financiering. De kengetallen komen aan bod in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
4. Ruimte voor investeringen
De Agenda Delft 2040 bevat zeven opgaven die bijdragen aan de participatie van mensen, aan een goede leefomgeving en aan een economisch vitale stad. Het gehanteerde perspectief hierbij strekt zich uit t/m 2040.
In het Fonds Delft 2040 is, na aanpassing in het Herstelplan 2021-2024, dekking opgenomen voor een investeringsvolume van bijna € 42 miljoen. De middelen hiervoor zijn opgenomen in de bestemmingsreserve Stad. Na verwerking van de bijdragen voor de projecten Station Delft Zuid, Gelatinebrug, Reinier de Graaf/Junius, NeXt!Delft, Biotech Campus resteert een volume van € 29 miljoen.
In de paragraaf Agenda Delft 2040 is een toelichting opgenomen over de voorbereiding en uitvoering van de investeringen.
Met het voorstel tot bestemming van het resultaat is een reservering gedaan voor bovenwijkse voorzieningen die samenhangen met de groei van de stad.
Voor het onderhoud van de kapitaalgoederen (openbaar groen, water, wegen en civiele constructies, verlichting, speeltoestellen, riolering en gebouwen) zijn het beleid en de daarbij behorende budgetten vastgelegd in beheerplannen. In 2021 is het beheerplan Riolering geactualiseerd. De overige beheerplannen zijn actueel.
In de paragraaf Onderhoud Kapitaalgoederen is een nadere onderbouwing opgenomen.
5. Woonlasten
Door in 2021 de OZB alleen te corrigeren voor inflatie is een daling gerealiseerd van 110% naar 106% van het landelijk gemiddelde (bron: COELO 2021). Het tarief voor de Rioolrechten is niet gewijzigd in 2021. Voor de Afvalstoffenheffing is, naast de inflatiecorrectie, een beperkte stijging verwerkt (1,4%).
Op de COELO-ranglijst 2021 van grote gemeenten staat Delft op de achtste plaats voor de woonlasten van meerpersoonshuishoudens/eigenaren (OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing).
In 2022 stijgen de kosten van OZB niet, behoudens een correctie voor inflatie (1,5%). Voor de gesloten circuits Afvalstoffen en Rioolrechten zijn kostendekkende tarieven het uitgangspunt. De afvalstoffenheffing stijgt voor nominale ontwikkeling, door de hogere kosten voor de verwerking van restafval, het gratis inzamelen van grof vuil (n.a.v. amendement d.d. 4 maart 2021), toerekening van perceptiekosten en gestegen kosten van de dienstverleningsovereenkomst (9,84%). De rioolrechten stijgen door inflatiecorrectie, kosten van grote projecten, klimaatadaptatie en toerekening van perceptiekosten (12,9%).